Drenthe College startte in 2014 met de ’Innovatiewerkplaats Zorg en (sensor)Technologie’, als onderdeel van het Centre of Expertise Healthy Ageing (CoE). Geïnitieerd vanuit de Kopgroep Zorg en Innovatie van de gemeente Assen, startten Drenthe College, Hanzehogeschool, gemeente Assen en diverse zorginstellingen en bedrijven met het ontwikkelen van praktische technologische innovaties in en voor de zorg. Multidisciplinaire teams van mbo- en hbo-studenten vanuit zorg, welzijn en techniek werkten samen aan projecten zoals het ’smart toilet’ en ’decubitus matras’.
Deze visie, waarbij multilevel en multidisciplinair samenwerken en met name het beginnen bij de eindgebruiker, bleek succesvol en reden om het project te verduurzamen in de samenwerking binnen het Practoraat Zorg en (Sensor)technologie, de opstart van D•Care Lab.
De aanpak van D•Care Lab kenmerkt zich door:
De focus ligt op de praktische toepassing en ontwikkeling van (sensor)technologische innovaties die door de gebruikers op de werkvloer (zorgverleners en zorgvragers) worden aangedragen.
Voor ons is de vraag vanuit de praktijk leidend. Een praktisch probleem van een individuele patiënt/cliënt, verpleegkundige of arts. Uit de projecten die we in het verleden hebben opgepakt, blijkt namelijk dat deze vraag altijd uniek is. Omdat iedere eindgebruiker uniek is.
De projecten kenmerken zich ook altijd door een multidisciplinaire aanpak. Dit houdt in dat we vanuit meerdere disciplines naar de vragen uit de praktijk kijken: vanuit zorg, welzijn & techniek. Hierbij combineren we ook hbo en mbo.
Tot slot, en misschien wel het belangrijkst: het groots en meeslepend starten van projecten maar bescheiden resultaten leveren, is niet ons ding. We draaien het liever om: klein beginnen en groots en meeslepend eindigen.
Zorg- en techniekstudenten inventariseren gezamenlijk waar knelpunten of problemen liggen bij een zorgvrager of zorgverlener. Vervolgens onderzoeken zij of het probleem opgelost kan worden door middel van aanpassingen aan bestaande innovaties of dat er iets nieuws ontwikkeld moet worden.
De eerste fase van onze aanpak is om te begrijpen waar het probleem eigenlijk om gaat dat we proberen op te lossen. Hierbij gaan we te rade bij experts. Voor ons zijn de belangrijkste experts de eindgebruikers.
Dit begrijpen doen we op verschillende manieren:
De eerste fase levert vaak zoveel indrukken op dat we moeten afbakenen wat we precies gaan oplossen binnen een bepaalde periode. Je kan immers niet de hele wereld verbeteren in een korte tijd.
Het afbakenen leidt in veel gevallen tot een herformulering van het probleem doordat er meer begrip is en er specifiek is gekeken naar wat we moeten oplossen. De herformulering van het probleem gebeurt op een human-centered manier. Dat wil zeggen: niet de technologie, maar de mens staat voorop.
In deze fase gaan we op verschillende manieren op zoek naar manieren waarop het probleem kan worden opgelost. Hierbij gaan we op zoek naar frisse ideeën (‘out-of-the-box’) of praktische oplossingen. Een aantal technieken hoe we tot die ideeën komen:
Het maken van één of meerdere prototypes is de kern van de aanpak. Deze prototypes kunnen iets concreets zijn of iets abstracts. De bedoeling van deze fase is te onderzoeken of de oplossingen die in de vorige fase zijn bedacht, levensvatbaar zijn en goed genoeg werken voor de eindgebruiker.
Een fase verder testen we het prototype dat naar voren is gekomen. Op basis van de test passen we het prototype aan. Dit leidt vaak weer tot nieuwe vragen.
Na het testen komen we met een oplossing voor het geformuleerde probleem. Dit is enerzijds de laatste fase van onze aanpak, tegelijkertijd kan het betekenen dat we weer opnieuw beginnen. De resultaten kunnen namelijk aanleiding zijn om het probleem weer opnieuw te formuleren, uit te breiden, of leiden tot nieuwe vragen en problemen.